• Chlamydia, een SOA bij honden?

Chlamydia, een SOA bij honden?

Leestijd
2 minuten
Tot nu toe gelezen

Chlamydia, een SOA bij honden?

zo, 04/07/2019 - 19:41

Er zijn steeds meer fokkers die hun teven laten onderzoeken voor een dekking. Want er doen vaak de vreemdste geruchten de ronde. Een van de verhalen betreft Chlamydia. Chlamydia is een ziekte die bij de mens bekend staat als een SOA, een seksueel overdraagbare aandoening. Is dat bij honden ook zo?

Laten we eens kijken om welke bacterie het eigenlijk gaat.
Chlamydia abortus is hier de boosdoener. Tot voor kort werd deze bacterie overigens Chlamydia psittaci genoemd, en in het geval van vogelbesmetting is die naam nog steeds gebruikelijk.


Dit artikel is een premium-artikel,beschikbaar voor abonnee's van ons blad en website-abonnee's. Het vervolg van dit artikel kunnen abonnees lezen.

Wilt u toegang, kijk dan hier voor de mogelijkheden


 


Het is een bacterie die grote abortusproblemen kan veroorzaken bij schapen en geiten en sporadisch ook bij runderen en herten. Wie deze bacterie in zijn veebedrijf heeft kan grote problemen krijgen. Er treden gevallen van abortus op, maar ook verzwakte of dode lammeren worden geboren.
De geïnfecteerde dieren raken meestal immuun zodat het bij één abortus blijft, maar de nakomelingen moeten die immuniteit opbouwen en die hebben dus hetzelfde probleem als hun moeders. De bacterie wordt verspreid via het vocht van de geboorte en de uitvloeiing die er is in de dagen na de geboorte.

Een andere, en veel grotere risicobron vinden we in vogels. Deze bacterie wordt om die reden vaak “papegaaienziekte” genoemd. De bacterie Chlamydia psittaci, zoals hij bij vogels nog steeds vaak wordt genoemd, komt voor in oogvocht, snot en uitwerpselen van vogels die deze bacterie bij zich dragen. Mensen kunnen besmet raken door inademing van stofdeeltjes van ingedroogd oogvocht, snot of uitwerpselen van besmette vogels. Besmetting met deze stofdeeltjes kan ook plaatsvinden via contact met karkassen of veren van besmette vogels. Honden zijn voor deze bacterie weliswaar enigszins vatbaar maar de verschijnselen verschillen nogal van de klachten die we zien bij schapen en geiten.

Klachten als hoesten, verminderd uithoudingsvermogen en oogontstekingen worden soms genoemd (Arizmendi et al, 1992), en soms worden longklachten genoemd, waarbij dan oog- en neusklachten en benauwdheid horen (Gresham et al, 1996).
In een onderzoek van Spraque et al (2009) wordt een groep fokdieren besproken waarbij al jaren sprake is van ooginfecties en benauwdheid.
Net als in de eerdere gevallen hadden de eigenaren van de dieren ook klachten: luchtwegproblemen en oogontstekingen. Maar in het geval van de fokdieren was er nog meer aan de hand: de teven kregen al een aantal jaar aldoor kleine nesten en met daarin een deel niet-levensvatbare pups. In alle gevallen werd de bacterie Chlamydia psittaci gevonden. De grote vraag is natuurlijk: hoe kwamen ze daaraan?

In alle genoemde gevallen (en er zijn er meer dan hier genoemd) werden er in huis of op het terrein van de honden vogels gehouden. En in alle gevallen was contact met deze vogels mogelijk. Omdat de bacterie is kwestie specifiek is voor vogels mag er van worden uitgegaan dat zij in alle gevallen de bron van besmetting waren. In enkele andere gevallen waar besmettingen werden gevonden bleek er contact te zijn geweest met schapen, wat de aanwezigheid van deze bacterie zou verklaren.

Tot op heden zijn er geen gevallen gevonden waarbij honden de besmettingsbron voor de mens waren. Ook onderling lijken honden elkaar niet te besmetten. Vogels kunnen dus wel een gevaar vormen. Chlamydia abortus en Chalmydia psittori zijn bacteriën, wat betekent dat ze prima te bestrijden zijn met antibiotica. In alle genoemde gevallen was behandeling daarmee sucesvol. Chlamydia psittaci speelt mogelijk een rol bij honden die kleine nestjes werpen of aborteren. De meldingen hiervan zijn echter uiterst zeldzaam. Aan C. psittaci moet zeker gedacht worden wanneer honden bovenste luchtwegproblemen vertonen en contact met vogels niet kan worden uitgesloten. De kiem is resistent in de omgeving en kan voor langere tijd overleven in de mest (Liutkeviciene et al., 2009). Hierdoor is een overdracht van vogels op honden reëel.
Huidafkrabsels en swabs uit bek en keel geven de besmetting aan.

Wie een teef wil laten dekken en vreest voor deze besmetting kan dat dus vast laten stellen door een swab uit bek en/of keelholte af te laten nemen. Via een dekking is de overdracht bijzonder onaannemelijk.