• Hoe de vreesziekte uit Nederland verdween

Hoe de vreesziekte uit Nederland verdween

Leestijd
3 minuten
Tot nu toe gelezen

Hoe de vreesziekte uit Nederland verdween

ma, 05/28/2018 - 13:43

De Dierenbescherming acht het wenselijk u te waarschuwen tegen vreesziekte. Deze zeer ernstige ziekte is uitgebroken onder honden in Nederland. Wacht, voordat u nu allemaal naar de dierenarts rent, dit bericht is 90 jaar oud, het stamt uit 1928.

Vreesziekte, met de Latijnse naam Canine Hysteria, is een bestaande aandoening die we echter heden ten dage nauwelijks meer tegenkomen. In 1928 en in 1940, volgens kranten uit die tijd,was het echter een ware epidemie. De kranten spraken over een mortaliteit (aantal dieren dat sterft) van 10-15%, oftewel, beslist ernstig. De symptomen waren evenzeer ernstig, de hond kreeg aanvallen alsof deze daadwerkelijk hondsdol was geworden, vloog alles en iedereen aan (uit angst) of kroop helemaal weg onder een bank of kast. Het schuim stond ze op de bek, en door hun gedrag raakten ze gewond met soms meerdere botbreuken tot gevolg. In 1928 was men er ook van overtuigd dat de besmettelijke ziekte was overgewaaid uit Engeland. Advies was om in ieder geval geen kennels, hondenshows of andere evenementen met veel honden te bezoeken.

In 1928 was de concurrentie onder Kynologenverenigingen blijkbaar hoog. Want een aantal zag er brood in om hun leden en omgeving dringend te waarschuwen om toch vooral niet naar de hondenshow van “Kynologenvereeniging Maasstad” te gaan, iets waar de Rotterdamse club des duivels over was. En trots werd dan ook vermeld in september ’28 dat de show zeer goed (ruim 300 honden) bezocht was, met zelfs deelname uit het Franse Boulogne sur Mer. Nu een vijf uurtjes rijden, destijds een ware wereldreis natuurlijk, de auto was pas kort uitgevonden. Dat Maasstad boos was, moge ook blijken uit de ALV van de Raad van Beheer een jaar later, waar Maasstad een voorstel indiende om het rondstrooien van geruchten of laster strafbaar te stellen in het toenmalige Kynologische reglement.  Vooral een “kynologisch redacteur, inmiddels heengegaan” (helaas, wie hier bedoeld wordt is ons onbekend) zou hebben bijgedragen aan de geruchten dat Rotterdam onder een ware epidemie van vreesziekte leed. Het voorstel werd overigens aangenomen, maar is niet meer als dusdanig in het hedendaagse KR te herkennen.

De oorzaak van de ziekte, en de behandeling, bleef echter onbekend. In 1928 meldde een van de kranten, opnieuw in de buurt van Rotterdam, nog wel dat het zomerweer er mee te maken leek te hebben. Over de mortaliteit was toen al enige strijd, sommigen noemden de eerder genoemde aantallen, anderen zagen zo goed als niets. Er werd ook geopperd dat de dieren vooral doodgingen omdat ze ofwel onder een auto liepen, ofwel door hun geschrokken eigenaren werden verdronken of gedood, echte rabiës was toen nog een probleem. En, de honden bleken na enkele dagen eigenlijk zonder nadere behandeling te herstellen. In 1933 werd in Amerika onderzoek gedaan naar vitamine-A tekorten. Maar geen bleek de oplossing.


Hoe het ook was, de ziekte kwam en ging, en kwam in de late winter van 1940, aan de vooravond van de oorlog weer terug, vooral in en rond Arnhem. Weliswaar schrok men opnieuw, maar de voortschrijdende veterinaire wetenschap was al wel een stuk verder. Het was vooral Prof. Dr. Arie Klarenbeek (1888-1972) die de conclusie trok dat het niets met het koude weer (waar toen plots aan gedacht werd en “deskundigen” (Dierenarts van Klaveren in Arnhem blijkbaar) ook opperden) te maken had, maar een gevolg was van voeding. Klarenbeek was overigens in 1927 een van de eersten die de ziekte ontdekte in Nederland.  Welke voeding dan, dat bleef nog even onduidelijk. In 1944 werd in een Amerikaans onderzoek duidelijk gemaakt dat bloem (meel) mogelijk de oorzaak zou bevatten, een onderzoek van J.R.Wagner destijds. Pas heel langzaam  -mede natuurlijk door de heersende oorlog- werd duidelijk wat nu de Canine hysteria of Vreesziekte veroorzaakte.

In de periode rond de oorlog was men vooral gek op witbrood. Zweeds witbrood klinkt nog steeds veel mensen als manna in de oren. Het destijds gebruikte meel echter, was geelbruinig, wat plakkerig in brood en zag er onsmakelijk uit.  Om zowel de bakkwaliteit als de kleur te verbeteren begonnen fabrikanten het meel te bleken met stikstoftrichloride. En die stof bleek bij dieren verantwoordelijk voor de aanvallen, ook katten kunnen er niet tegen. Mensen vreemd genoeg blijken overigens geen problemen te hebben met stikstoftrichloride. Het meel werd gebruikt om hondenbrokken te maken, en wist zich zo –of het in bepaalde merken zat weten we niet-  een weg tot de hondenspijsvertering te vinden.

Waarom nu net in ’28 en ’40 dit speelde in Nederland, is onbekend. In andere jaren zien we geen vermeldingen. Een bepaald nieuw merk?  Bepaalde partijen meel die gekocht werden? Feit is dat sinds de ontdekking van de giftigheid van stikstoftrichloride het niet meer op deze manier in voeding gebruikt wordt. Na ’48 zien we nog maar heel incidenteel dat een hond toch Canine Hysteria krijgt. In 1964 is er in Leeuwarden nog vemelding van een agressieve kat met dergelijke verschijnselen.  Ander voer, drie dagen rust, en het is over.

 

bron

A Study of Canine Hysteria Produced by Feeding Certain Baked Dog Foods and Whea…