• De mens en zijn hond:  Goede en slechte tentoonstellingen

De mens en zijn hond: Goede en slechte tentoonstellingen

Leestijd
3 minuten
Tot nu toe gelezen

De mens en zijn hond: Goede en slechte tentoonstellingen

ma, 06/10/2019 - 17:29

De clubmatch is nuttig, de tweedaagse uit den boze en het concours d’elégance is niets dan ijdelheid.

'Toen ik mijn vorige causerie schreef, had ik het wel gedacht, dat er enige  reactie op zou komen, want wat ik over het tentoonstellingswezen heb gezegd, klinkt niet iedereen aangenaam in de oren. Daarom ga ik er ditmaal nog wat dieper op in, eensdeels om enige misverstanden weg te nemen, anderzijds om er nog eens op te wijzen, dat er op het gebied van ons tentoonstellingswezen nog wel het een en ander verbeterd kan worden.

Op den voorgrond dient te worden gesteld, dat het tentoonstellingswezen voor de Nederlandse kynologie een voortreffelijke instelling is geweest, die nog steeds, ook heden ten dage nog, zeer goede vruchten afwerpt. Op tal van rassen hebben de tentoonstellingen een uitnemende invloed gehad, te dier voege, dat zij aan de ontwikkeling van het ras grotelijks ten goede zijn gekomen. Speciaal het hier te lande optreden van buitenlandse keurmeesters, met hun kijk op de zaken, en met hun internationale ervaring, heeft vele voordeden gehad. Bovendien zijn de tentoonstellingen dikwijls de plaatsen, waar de fokkers, die anders niet zo veel gelegenheid hebben om met elkaar in contact te komen, hun ervaringen en hun opvattingen kunnen uitwisselen.

Zonder enige twijfel kan worden gezegd, dat het tentoonstellingswezen een belangrijke invloed heeft gehad op de vlucht, welke de hondensport hier te lande heeft genomen. Evenwel, zo dikwijls ik de grote exposities heb bezocht, heb ik toch daarnaast ook overwogen, dat toch eigenlijk de speciale rassententoonstellingen, waarop dus slechts een enkel ras komt, dat zijn de zogenaamde clubmatches, juist voor de ontwikkeling van dat ras van veel meer belang zijn. Op deze clubmatches, meestal georganiseerd door een speciaalclub, dat is een vereniging van fokkers en liefhebbers van één ras, komen de honden van dat ene ras uit den aard der" zaak veel beter tot hun recht, men is er helemaal „onder ons", in de meeste gevallen zijn de dieren er ook veel rustiger en kalmer, ze showen zich beter, en men heeft bovendien het grote voordeel, dat men zich van de vorderingen welke er met dat ras zijn gemaakt, veel en veel beter op de hoogte kan stellen, dan op de grote tentoonstellingen, waar — en ook dat is begrijpelijk — van een bepaald ras veel minder exemplaren aanwezig zijn, dan op een clubmatch.

Daar komt dan nog bij, dat naar mijn smaak de grote tentoonstellingen, vooral de laatste jaren, veel te veel societygebeurtenissen zijn geworden, precies als de internationale voetbalwedstrijden. Het kan welhaast niet anders: dat heeft een slechte invloed op de verwezenlijking van het grote doel der exposities: de bevordering van de hondensport.  Ik heb mij meermalen diep geërgerd aan die tentoonstellingen, vooral als ik dan aan het slot getuige moest zijn van de erekeuringen, welke mijns inziens geen enkel redelijk doel hebben, en alleen maar de ijdelheid van de exposanten kunnen bevredigen. Nu begrijpt men mij wel. Ik ben graag bereid om iemand, die met zijn hond de prijs voor de beste herdershond heeft gewonnen, van harte geluk te wensen met zijn succes, terwijl ik dan ook de overtuiging heb, dat zijn hond dat inderdaad wel zijn zal.


 


De clubmatch.

Zo biedt dus de clubmatch veel en veel meer mogelijkheden, en bovendien is zij, naar mijn mening, van veel meer belang voor de ontwikkeling van de hondensport en van de speciale rassen in het bijzonder. Juist daarom is het zoo verwonderlijk, dat de clubmatch dikwijls op het tweede plan komt, en dat op de allereerste plaats aandacht wordt besteed aan de tentoonstellingen. Het leidende lichaam op kynologisch gebied, de Raad van Beheer, heeft mijns inziens een veel te grote voorkeur voor de tentoonstellingen: uit financieel oogpunt is dat wel te begrijpen, maar men dient toch in de eerste plaats te letten op de kynologische belangen, en niet op de financiële belangen van de Raad van Beheer, die overigens heus wel weet, hoe hij aan geld moet komen.

Uit den boze.

Dan is er nog een punt, waarop nog wel eens de aandacht mag worden gevestigd, en dat zijn de tweedaagse tentoonstellingen, die mijns inziens helemaal uit den boze zijn. Gelukkig komt er in de kringen van de kynologische verenigingen langzamerhand ook verzet tegen deze instituten. In de eerste plaats zijn zij de duurste van allemaal, maar daarbij komt nog, dat zij voor de dieren zelf in hoge mate enerverend en vermoeiend zijn. Zij moeten dan een nacht in de tentoonstellingsruimte overblijven, als de baas ze ten minste niet meeneemt naar zijn hotel, waarvoor hij ook alweer moet betalen, wat voor de meeste dieren alles behalve aangenaam is. Een tentoonstelling op zichzelf is voor de meesten al een corvee, als die dan nog twee dagen duurt wordt het nog veel erger. Het is dan ook al wel voorgekomen, dat gedurende den nacht een hond, die weg wilde uit die omgeving, zich aan zijn band had opgehangen. Natuurlijk is er altijd wel toezicht, doch een ongeluk zit in een klein hoekje.

Al met al, men zal goed doen zich eens geducht te bezinnen op een reorganisatie van het tentoonstellingswezen, in dier voege, dat aan de clubmatch die plaats wordt ingeruimd welke haar, in verband met haar kynologisch belang, toekomt. En de grote tweedaagse tentoonstellingen schaffe men radicaal af. Het is beter, zowel voor exposanten als voor de honden !

KYNOLOOG.

 

Deze column werd geschreven door "Kynoloog" (pseudoniem van?) in december 1940. 

bron

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 19 december 1940