• De bijna zestig onbekenden... hondenrassen zonder honden in Nederland (deel 2)
Leestijd
4 minuten
Tot nu toe gelezen

De bijna zestig onbekenden... hondenrassen zonder honden in Nederland (deel 2)

sam, 02/18/2017 - 16:57

Bijna 60 rassen van de in totaal nu geregistreerd 387 (volgens opgave van de Raad van Beheer) hebben in 11 jaar tijd geen enkele pup of importhond zien komen. Gaan we uit van een gemiddelde levensduur van inderdaad ongeveer 11 jaar, kunnen we concluderen dat er van deze zestig rassen dus geen enkele hond met stamboom in Nederland rondloopt. Bijna 20% van de rassen zullen we dus niet op straat of op een show -een enkele buitenlandse deelnemer daargelaten-  tegenkomen.

Vandaag kijken we opnieuw naar vijf van die "bijzondere" rassen. En onze eerste twee honden brengen ons ver de grens over, naar Taiwan en Japan, voor respectievelijk de Taiwan Dog en de Kai.

Taiwan dog

taiwan dog
Taiwan Dog

De Taiwan Dog, om mee te beginnen, valt in FCI groep 5, de Spitsen. Met een oude naam wordt het ras ook wel aangeduid als de Formosa Mountain Dog, en met zijn plaatsing in sectie 7 is het een jager. Volgens de literatuur is het een van de oudste hondenrassen ter wereld, zeker 10-20.000 jaar oud en heel lang volledig zuiver. Taiwan, als eiland, kende alleen dit ras. Het waren rond 160 de Nederlanders die de boel verpestten, zij brachten -als eerste kolonisten op Taiwan-  andere rassen mee die al gauw zich met deze hond vermengden. Toch was dat niet de voornaamste reden dat de Taiwan Dog bijna uitstierf, de eetgewoontes van de Chinezen die naar Taiwan kwamen waren vele malen destructiever. Inderdaad, de hond werd bijna volledig uitgeroeid door het eten van diezelfde hond.

In de jaren 70 werd deze stevige, kortharige (1-3cm) hond gered door de inspanningen van Dr. Sung Yung, die ver in de Taiwanese bergen een vrijwel zuivere populatie van 160 honden vond. Daar is mee doorgefokt, maar -hoe vaak gebeurt het niet binnen de kynologie-  er is strijd tussen de groep van (de zoon van) Sung Yung die het ras 100% zuiver wil houden, en een groep die door middel van gecontroleerde kruisingen (outcross) het ras van te veel inbreeding wil redden. De FCI erkent het ras pas sinds 2015. In de standaard wordt de hond omschreven als " Medium-sized dog with triangular head, almond shaped eyes, thin pricked ears and a sickle tail. Dry,sinewy and well balanced." Een pittig karakter hoort bij het ras, als bewezen afstammeling van de Zuid Aziatische Jachthonden.  Zijn maten: Mannelijk: 14–18 kg, Vrouwelijk: 12–16 kg, 43 (teven) tot 52cm hoog (laatste voor reuen). en in de kleuren Zwart, Fawn & White, Wit, Lichtbruin, Brindle, Zwart-wit.

Kai

Kai
Kai

En dan een eiland verder, Japan. De Kai. Opnieuw een hond uit groep 5, alleen nu sectie 5, de Aziatische spitsen. En opnieuw een "oudste" ras, want hij staat bekend als het oudste Japanse ras, dus ouder dan de Akita of Shiba. Neem een kleine hond met een donkere vacht, puntige oren en een pluizige staart, en je hebt een Kai. Niet alleen in Nederland, ook in hun thuisland zijn het zeer zeldzame honden. Wat deze honden uniek maakt, zijn de de tijger-achtige strepen die hun vacht sieren in verschillende tinten.

Er zijn twee varianten van de Kai - Het Shishi-Inu-gata type en het Shika-Inu-gata type. De eeste  staat bekend om zijn gespierder lichaam en beerachtige kop. De tweede is bekend om zijn vermogen om op herten te jagen en  heeft een langer, dunner lichaam en meer een vossenkop.  De moderne Kai  is afstammeling van oude Japanse honden die in de bergprovincie Kai (het tegenwoordige Yamanashi) woonde. Door de geografische isolatie van deze provincie wordt aangenomen dat de Kai Ken de zuiverste van de Japanse hondenrassen zou kunnen zijn. Als jachthond volgens de overlevering onovertrefbaar, zo nodig zwemt hij of klimt hij in bomen, als de prooi maar gepakt wordt. In Japan werd de Kai in 1934 erkend en gelijk tot nationaal erfgoed gemaakt. In de VS wordt inmiddels redelijk vaak met deze honden gefokt.  Zijn maten zijn 14–18 kg, de kleuren Grijs-gestroomd, Red Brindle,en Zwart brindle.

Deens-Zweedse boerderijhond

deenszweedseboerderijhond
Deens-Zweedse Boerderijhond

We blijven even dichter bij huis met de Deens-Zweedse boerderijhond (Dansk Svensk Gardshund). Het uiterlijk van deze, in 1987 pas erkende, hond komt overeen met de Jack Russelterriër, vandaar mogelijk zijn andere benaming als Skrabba of Skaneterrier, rattenhond. toch is hij geen terriër, maar dichter verwant aan de Pinscher en dus in groep 2 FCI ingedeeld.  Ook zijn persoonlijkheid wijkt af van de Jack Russel, hij is veel rustiger en "liever", zijn jachtinstinct lijkt ook minder. Desondanks, als boerderijhond is hij niet erg geschikt voor een flatje driehoog achter. In Scandinavië is de hond inmiddels heel populair (oorspronkelijk kwam hij voor in Oostelijk Denemarken en delen van Zuid Zweden)  De Deens-Zweedse boerderijhond heeft een wit lichaam met tan, bruine en / of zwarte markeringen en duidelijke tan, bruin, en / of zwarte noteringen op het hoofd. De zwierige staart krult over zijn rug en zijn oren staan alert. Alles aan deze hond zegt "parmantig en vrolijk" en "harde werker."

Het is overigens beslist een oud ras, zijn wortels zijn traceerbaar tot 1700 na Chr. of eerder. Ook worden er sporen van het ras door heel Europa gevonden, vooral in de kuststreken. Dit zou komen omdat de hond met de Vikingen meevoer tijdens hun veroveringstochten.  


Lees ook: De bijna zestig onbekenden... hondenrassen zonder honden in Nederland…


Drever

Drever
Drever

We blijven nog even in Zweden, met -opnieuw- een vertegenwoordiger uit groep 6, de groep met ontegenzeggelijk de meeste onbekende rassen. In dit geval de Drever, een Zweedse jager die ook weer kort op de pootjes staat. De Dreven zou afstammen van de Westfaalse Dasbrak, wiens Duitse naam Dachsbrakke al verwijst naar zijn teckelachtige (dachshund) uiterlijk. De Drever is echter wat groter en meer gladharig dan de Dasbrak, van wie er overigens ook maar enkelen in Nederland zouden verblijven. De hond is kortbenig, maar  moet beslist een werkhond blijven dus zijn uiterlijke typering mag nooit overdreven zijn. Desondanks, 38cm. is zijn maximale hoogte.

De hond mag klein zijn, het is een gedreven jager op allerlei wild, van klein wild tot vossen en reeën. Een mogelijke verklaring voor zijn redelijk middelgrote lichaam maar korte poten is dat hij tijdens de jacht op reeën, een vrij nerveuze diersoort, heel langzaam en onopvallend naderbij moest komen. Zeker in gebieden met veel sneeuw, iets wat voor de Dreven met de korte benen nu makkelijker is. Het ras is en blijft trouwens jachthond, als echte huishond wordt hij minder vaak gezien. zijn oorsprong is minder oud, rond 1910 kwam hij uit Duitsland naar Zweden, door zijn daar aangepaste grootte werd hij in 1947 tot nieuw ras met Zweedse oorsprong benoemd.

Amerikaanse Waterspaniël

Tot slot steken we de oceaan over, om daar de Amerikaanse Waterspaniël te vinden. Een van de weinige rassen die officieel afkomstig zijn uit de VS.  In de 19e eeuw ontstond dit type uit kruisingen van onder meer de Ierse en Engelse Waterspaniëls, maar ook de Curly Coat Retriever, de Poedel, de Sussex Spaniël en lokale indiaanse honden. . Dat gebeurde vooral in de Amerikaanse staat Wisconsin, en de Waterspaniël mag zich daar dan ook "State Dog" noemen. De Engelse Waterspaniël is overigens sinds ca. 1930 uitgestorven. Het is een hond van gemiddelde grootte, met een dubbellaagse vacht. Het is een jachthond, maar volgens opgave met een rustig temperament en dus ook geschikt voor minder inspannende taken. Toch, hij is vooral gefokt als compacte hond, zodat hij in kleine bootjes met de jager meekon, met juist die vacht om tegen het ijskoude rivierwater in de noordelijke Amerikaanse staat te kunnen.

Met het afnemen van de eendenpopulatie en het binnenkomen van andere rassen leek de Waterspaniël gedoemd tot uitsterven. Uiteindelijk werd het ras opgepikt door Fred. J. Pfeifer, die met zijn Wolf River Kennels het ras behoedde voor verdwijning. De UKC erkende het ras in 1920, de AKC in 1940. Desondanks zijn er in de VS nog steeds weinig te vinden, eind vorige eeuw waren er naar schatting 3000 exemplaren van in vooral het midden van de VS.

De bruine, leverkleurige hond is niet de stilste van het stel en staat graag in de aandacht. Eigenzinnig, vooral een een-baas-hond, goed trainbaar, maar af en toe met voedselnijd. Ze hebben de neiging wat lang "pup"te blijven, en dominantie komt in diverse lijnen voor.     

Auteur

Andre Heuzer